2 DECEMBER 1937. 497 \J alleen in nieuwe stadswijken behooren te zijn, maar ook en wel in het bijzonder in de volkrijke wijken der binnenstad. In andere steden heeft men dit reeds lang ingezien en er ook werk van gemaakt. Spr. beveelt aan, deze aangelegenheid aan te vatten in nauwe samenwerking met buurtvereenigingen. Men kan bescheiden beginnen, mogelijk ook met gebruikma king van de diensten der jeugdige werkloozen. Behalve het belang van de kinderen zullen daarmede ook de openbare orde en het veilig verkeer worden gediend. De VOORZITTER merkt op, dat de Gemeente op dit ge bied toch niet geheel heeft stil gezeten, want er zijn reecis dergelijke speelplaatsen, b.v. in het Valkenberg, op het Dr. Jan IngenHouszplein en op het Dijkplein. Niet onvermeld mag ook blijven, dat van deze speelplaatsen zeer weinig ge bruik wordt gemaakt door de kinderen. De heer KAMPHUIS geeft toe, dat de speelplaats in het Valkenberg door weinig kinderen wordt bezocht, maar dit is ook niet te verwonderen, want deze speelplaats is niet „ingericht". Het zand in de speelbakken is meestal zwarte modder; er zijn geen schommels, geen wipplanken, enz. enz. De VOORZITTER acht het noodig, dat bij een speelplaats, ingericht volgens de wenschen van den heer Kamphuis, ook een voortdurend toezicht aanwezig is. De heer KAMPHUIS meent, juist door medewerking dei buurtvereenigingen, dat dit zeer wel mogelijk is. De VOORZITTER heeft er geen bezwaar tegen, dit vraag stuk nogmaals in onderzoek te nemen. Volgna 40A. Staangelden ter gelegenheid van de kermis, enz. De heer VAN ARENDONK heeft uit de door „Breda

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 497