500 2 DECEMBER 1937. gen. Het afmaken van de kanten met rijshout verdient daarbij aanbeveling. De VOORZITTER zegt, dat een onderzoek, door Open bare Werken ingesteld, heeft uitgemaakt, dat regelmatig uit baggeren van de singels zeer noodig is (als gevolg van ge breken in het rioolsysteem). Dit baggeren moet echter uiterst voorzichtig geschieden, omdat men, te dicht bij de kanten komende, de kans op ceverafschuiving zeer vergroot. Alleen een degelijke beschoeiing zou hier oplossing brengen. Ge dacht is aan een beschoeiing van perkoen palen. Die rijen palen zullen echter allerminst fraai staan en bovendien is dit arbeid, die door vaklieden dient te geschieden, zoodat dit werk niet voor werkverschaffing in aanmerking komt. De heer VAN KEEP acht een walvoorziening van ge vlochten rijshout wel voldoende en wijst er op, dat dit wèl als werkverruiming kan worden uitgevoerd. De VOORZITTER meent, dat de heer Van Keep dere zaak te gemakkelijk opvat. In werkelijkheid zitten hier meer dere vraagstukken aan vast. Vroeger was de waterstaatkundige toestand heel anders dan tegenwoordig. Uitvoerig zet Spr. uiteen, hoe door het droogleggen van moerassen en plassen ten Zuiden van de stad, tot aan cle Belgische grens en nog verder, de capaciteit van de Mark met zijriviertjes in geheel andere verhouding is komen te staan tot den waterafvoer. Ook de singelgrachten ondervinden daarvan invloed. Vooral in de herfst, aldus Spr., stroomt er een geweldige watermassa door de singels, water, dat vroeger geruimen tijd in de moerassen en vennen werd opgehouden. De sterke strooming in bepaalde jaargetijden maakt het noodig een sterkere oevervoorziening te hebben dan gevlochten rijshout. Spr. raadt den heer Van Keep, deze kwestie thans te laten rusten. Burgemeester en Wethouders hebben het singel- vraagstuk in studie en zullen te zijner tijd met de noodige voorstellen komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 500