2 DECEMBER 1937. 503 in het ongelijjk gesteld en heeft nu de noodzakelijke hinder wetsvergunning aangevraagd. Wethouder VAN MIERLO voegt hieraan nog toe, dat de Gemeente door het verlies van dit proces geen groote schade lijdt, aangezien cle kosten van de 4 leden van het College slechts f 0,50 wegens boete en enkele voorschotten beliepen. V o 1 g n o. 465. Onderhoud van urinoirs. De heer VAN DER VEN komt op legen de bewering van het College, dat de behoefte aan urinoirs niet zou zijn ge bleken. Spr. herinnert eraan bij herhaling de noodzakelijk heid ervan, vooral in het Zuidelijk stadsdeel, te hebben aan getoond. De VOORZITTERS merkt op, dat urinoirs nu niet bepaald het stadsbeeld sieren. Bovendien zijn zij voor de omwonenden zeer onaangenaam. Voorts is het moeilijk, er een behoorlijke plaats voor te vinden. Spr. vraagt, of de heer Van der Ven mogelijk een plaats kan noemen. De heer VAN DER VEN meent, dat in de Zandberglaan of in de Roy van Zuidewijnlaan wel een geschikte plaats te vinden is. De VOORZITTER vraagt den heer Van der Ven nog, of deze spreekt uit eigen overtuiging, dan wel namens an deren. De heer VAN DER VEN antwoordt, alleen zijn eigen meening te geven. Of anderen die deelen, is Spr. niet bekend. De heer MEIJS is van meening, dat de bewoners van het Zuiderkwartier er volstrekt geen prijs op zullen stellen, een urinoir in hun onmiddellijke omgeving te hebben. De open

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 503