a/Ia
520 2 DECEMBER 1937.
Hoofdstuk IX. Ondersteuning aan behoei-
tigen en werkloozen.
Volgno. 718. Subsidiën aan armbesturen
te weten: a. het burgerlijk armbestuur.
De heer DE JONG zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Bij de behandeling van het ontwerp-Armenwet 1912 werd
de taak der burgerlijke armenzorg omschreven in art. 2y.
In de toelichting op dit artikel wordt gezegd:
„het eerste lid van dit artikel spreekt uit het beginsel van
„individualiseering wat aard en vorm van de hulp betreft.
„Het wil er de burgerlijke armenzorg steeds aan herinneren,
„dat ze zich van uniformiteit, van „schablone" heeft vrij te
„houden en steeds bedacht moet zijn op herwinnen van de
..zelfstandigheid van den behoeftige."
Er werd daarbij tevens uitgesproken, dat slechts gegeven
mag worden het minimum, dat voor die hulp noodig is, en
dat meer dan het minimum nimmer verstrekt mag worden,
want het meerdere kan alleen voor zuiver individueele wen-
schen bevorderlijk zijn, maar gaat buiten het algemeen be
lang om.
Onze Bredasche instelling van B.A. is in den loop der jaren
onder den invloed van de gewijzigde sociale verhoudingen
van de bovenomschreven geciteerde toelichting afgeweken
gelukkig en dat heeft onze volle instemming doch is
daarmede tegelijkertijd getreden buiten het terrein der bur
gerlijke armenzorg, zooals de Minister die destijds omschreef-
Van het bedeelen van eenige tientallen zijn we gekomen aan
ondersteuning van honderden.
Het begrip „armen", zooals dat vroeger werd verstaan
en waarvoor men zich had te wenden tot het armbestuur,
heeft plaats gemaakt voor de samenvatting „gemeentelijk
ondersteunden".