2 DECEMBER 1937.
Het is ook niet langer zoo, dat de individWele gevallen
door het bestuur ieder afzonderlijk kunnen worden onder
zocht; er is gekomen een bureau, waar dit ambtelijk geschiedi
en getoetst wordt aan de normen, welke in geld uitgedruki
zijn. Een dergelijke regeling hebben we ook hier. Er moer
dus feitelijk worden gesproken van een gemeentelijk steun-
bureau met een gemeentelijke steunregeling, welke voorziet
in de behoeften van honderden volkomen tot het verrichten
van arbeid in staat zijnde personen, neringdoenden, werk
nemers e.a.
Volgens het verslag van het D.A. werden in 1936 843
personen langer dan drie maanden ondersteund en 533
personen korter dan dien termijn.
Het verslag vermeldt onder het hoofd:
„Aantal nieuwe gevallen van min of meer geregelde on
dersteuning in het jaar voorgekomen, die aanleiding gaven tot
ondersteuning wegens werkloosheid door andere oorzaken
dan ziekte en ongeval, een cijfer van 651.
651 nieuwe gevallen, waarin wegens werkloosheid een
beroep op gemeentelijke ondersteuning wordt gedaan.
In de zin der Armenwet zijn dit geen gevallen van „armen"
hooren zij ook niet thuis onder Armenzorg. Wegens om
standigheden, veroorzaakt door crises, heeft de instelling
„Burgerlijk Armbestuur" een haar verre te boven gaande taak
gekregen.
Tien jaar geleden vermeldde het verslag van 1926 193 on
dersteunden, thans over 1936 1376.
Tien jaar geleden werd over 1926 in geld uitgekeerd
f 8.692,nu over 1936 f 191.094,
Tegenover een ondersteuning in geld van 1197 personen
voor wie de uitkeeringen varieerden van 64 cent tot f 16,50
per week, vermeld het verslag slechts een aantal van 179
personen, die dezen steun in natura ontvingen.
Dat alles vereischt nu een bureau, waarvoor in 1936 aan
salarissen voor 11 personen f 16.101,werd betaald, terwijl
in 1926 slechts 2 personen werkzaam waren, voor wie we