526 2 DECEMBER 1937. van derRheer de Jong beluisterd, te meer omdat hij zelf vroeger meermalen heeft aangedrongen op het instellen van een dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Dit was in een tijd toen het nog zoo was gesteld, dat door het Burgerlijk Armbestuur niet meer dan de minimum bedragen werden gegeven, b.v. van 50 cent per week, dus toen de bedeeling nog schriel was. Dat was, destijds de aanleiding tot zijn voorstel. Nadien is er een belangrijke wijziging gekomen in de steunbedragen. Vandaar, dat hij later dikwijls met lof heeft gesproken over de wijze van werken van het BurgerhjK Armbestuur. De drang, om tot de instelling van een dienst voor M.H te .komen, begon toen bij hem langzamerhand te verdwijnen. De heer de Jong vindt, gezien de groote uitgaven der Gemeente voor armenzorg, dat de gang van zaken niet langer kan blijven berusten bij een college, dat geen verantwoording schuldig is aan Burgemeester en Wethouders; het Burgerlijk Armbestuur heeft naar zijn meening afgedaan. Daarnaast stelt de lieer de J ong een waarborg, in den vorm van een commissie uit de burgerij, opdat de dienst voor M.H. niet te ambtelijk wordt. Spr. acht dit niet noodig: als men er toch weer lieden uit de burgerij bij gaat halen, waarom wil men dan een dienst voor'M.H. in het leven ;roepen In principe is Spr. niet tegen het instellen van een dienst voor M.H. De vraag is echter: Is het noodig? Het antwoord daarop moet thans nog ontkennend luiden. Het Burgerlijk Armbestuur heeft de laatste jaren getoond zijn taak te be grijpen. Door het vaststellen van normen wordt, volgens den heer de Jong, aangetoond, dat men hier eigenlijk geen Burgerlijk Armbestuur meer heeft. Als de steunbedragen thans hooger zijn, mag men nog niet zeggen, dat meer ge geven wordt dan noodig is. De bedragen, die thans ge geven worden, zijn absoluut noodig. Het door den heer d e Jong aangehaalde artikel der Armenwet heeft dus nog dezelfde waarde als destijds. De ziekenverzorging gaat niet buiten den Raad om. Spr. is dan ook van meening, dat, waar elk geval op zich bekeken wordt, hier geen dienst van M.H.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 526