31 MAART 1937. j 81
voorzitter van den Raad en als waarnemend burgemeester
opgetreden; deze taak heeft U met eere vervuld.
Dat U Breda thans gaat verlaten, spijt ons zeer, doch
aan den anderen kant verheugt het ons, dat gij geroepen
■zijt het eervolle ambt van burgemeester van Rucphen te
gaan bekleeden, in welk ambt U veel goeds voor die ge
meente zult kunnen doen. Wij hopen, dat U een aangenamen
tijd zult hebben in Rucphen en wenschen U veel succes in
Uw nieuwen werkkring. Ook Uw gezin wenschen wij veel
geluk. Wij danken U voor alles, wat U voor Breda en voor
ons is geweest. Wij zullen U in erkentelijke herinnering
houden en hopen, dat U ook aan ons met welwillendheid
zult terugdenken.
Mijnheer Van Buitenen. De Raad heeft gedacht U
een geschenk te mogen aanbieden, bestaande uit een schrijf
tafel-garnituur met inscriptie. Wij verzoeken U, het op Uw
schrijftafel te willen plaatsen en hopen, dat U dan nog dik
wijls zult terugdenken aan de prettige samenwerking met
den Raad van Breda.
Wethouder VAN BUITENEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heeren.
Ik sta waarlijk een weinig verslagen. U weet, dat wij in
den loop der jaren prettig hebben mogen samenwerken.
Nu het uur van scheiden van den Raad' en van deze ge*
bouwen is aangebroken, had ik wel verwacht, dat dit niet
geheel onopgemerkt voorbij zou gaan, maar de woorden,
door U, Mijnheer den Voorzitter, gesproken, en dit stof
felijk blijk van sympathie, dit alles is werkelijk te veel voor
een gewoon wethouder.
Mijne Heeren, ik weet niet precies wat ik daarop zeggen
moet. Ik vind het te veel en toch ben ik er blij om en wel
omdat daaruit blijkt, dat de sympathie wederzijds is geweest
en dat, nu het uur van scheiden is aangebroken, men wat
er ook gebeurd moge zijn toch met sympathie en waar
deering tegenover elkaar staat.