31 MAART 1937. I83 aan de huidige, de heeren Van Mierlo en Van der Werf, voor de hartelijke samenwerking, die ik mocht ondervinden. Dit geldt niet minder den oud-secretaris, den heer Jonkergouw, en den tegenwoordigen, Mr. Van Woensel. Vanaf deze plaats moge ik ook mijn dank uitspreken aan de ambtenaren der Gemeente, van wier voorlichting en medewerking ik in zoo ruime mate mocht profiteeren. Nie mand zal zich te kort gedaan achten, als ik daarbij het eerst denk aan de ambtenaren van het Stadhuis, den Gemeente- Ontvanger, den Leider van het Bureau voor Steunverleening en Werkverschaffing en den Directeur van de Arbeidsbeurs met hun ambtenaren. Dank aan allen met wie ik in het belang der Gemeente mocht samenwerken en nog eens speciaal aan U, Mijnheer den Voorzitter, voor de wijze, waarop U uiting gaf aan de gevoelens van den Raad en van U zelf. Moge God verder Breda tot een grootsche en gelukkige toekomst voeren; deze stad, die dat voel ik speciaal van daag mij dierbaar is geworden. En last not least dank ik voor het schitterend bewijs van sympathie, dat ik van U mocht ontvangen. Al zouden ook zonder dat, de gelukkige jaren in Breda mij nooit uit den geest zijn gegaan, door dit geschenk, dat een eereplaats op mijn schrijftafel zal innemen, zal ik nog vaker met genoegen aan Breda terugdenken. De heer BROOS vraagt vervolgens het woord voor het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Nu den dag van scheiden, wegens vertrek naar elders, voor den heer Van Buitenen is aangebroken, stel ik er prijs op hier te verklaren, dat, hoewel wij hem zeker allen deze mooie promotie van harte gunnen, de geheele Raad hem liever voor Breda als wethouder had willen behouden. Mijnheer de Voorzitter, U hebt den staat van dienst van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 83