31 MAART 1937. J V93
verordening op de invordering van schoolgeld voor het
Gymnasium.
Zonder eenige bedenking wordt dienovereen
komstig besloten.
25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast
stelling van verordeningen op de heffing en invordering
van schoolgeld voor het onderwijs op de Ambachtsschool
(Bijlagen 1937, no. 59).
De heer HEER wil bij dit punt een enkel woord zeggen,
hetwelk evenzeer geldt voor de punten 26 en 27. De voor
gestelde regeling beteekent een verslechtering voor de minst-
draagkrachtigen. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat
tegen het betalen van een minimum schoolgeld van f 3,—
per jaar door de ouders der leerlingen, die geen gemeente
fondsbelasting betalen, geen overwegend bezwaar kan be
staan, aangezien het hier geen verplicht onderwijs betreft.
Spr. vindt dit motief niet duidelijk. Hij is van oordeel, dat
het betalen van een schoolgeld van f 3,per jaar (voor
velen wel degelijk bezwaren zal meebrengen. Spr. vraagt
daarom, of er overwegend bezwaar tegen bestaat, dit mini
mum schoolgeld uit de voorgestelde regeling te schrappen
en de zaak op dit punt te laten zooals zij geweest is.
De VOORZITTER zegt, dat het er maar van afhangt,
hoe men de zaak bekijkt. Men' is niet verplicht, zijn 'kin
deren het onderwijs aan de Ambachtsschool te laten volgen.
Wil men hun dit onderwijs laten geven, dan is het gewenscht,
dat men zich een kleine opoffering daarvoor getroost. Im
mers, wanneer men er iets voor betaalt, wordt het meer
gewaardeerd; het werkt ook stimuleerend op de leerlingen:
deze zullen dan meer hun best doen. Het College acht een
(minimum schoolgeld van f 3,niet bezwaarlijk, te meer
daar vrijstelling mogelijk is, indien men niet in de persorieele
belasting is aangeslagen.