121 26 APRIL 1938. De VOORZITTER zegt, dat het vraagstuk der kinderspeel plaatsen nog steeds aan de orde is. De groote moeilijkheid, welke zich daarbij voordoet, is evenwel het toezicht. Een kin derspeelplaats zonder toezicht is een groot gevaar. Een be hoorlijk toezicht is echter kostbaar. Niettemin wordt er aan dit vraagstuk aandacht besteed. De heer DE JONG wijst er, in verband met de kwestie van het toezicht, op, dat er thans een centralisatie van kin- dervereenigingen in Breda tot stand gekomen is. Voorts merkt Spr. op, dat het maken van voorwerpen voor de inrichting van kinderspeelplaatsen een behoorlijk object voor de Centrale Werkplaats zou zijn. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester enWethouders de zaak nog eens met de kindervereenigingen zullen aan pakken. De heer KAMPHUIS zegt, dat het hem bekend is, dat verschillende besturen van kindervereenigingen iets voor het uitoefenen van toezicht op kinderspeelplaatsen voelen. Spr. geeft daarom in overweging, met die besturen in con tact te treden. De VOORZITTER verzoekt den heer Kamphuis be doeld contact tot stand te brengen. De heer KAMPHUIS zal gaarne aan dit verzoek voldoen. De heer VAN DER VEN verklaart ook veel voor het aan leggen van kinderspeelplaatsen te voelen, maar hij betwij felt het, of de bestuursleden van de kindervereenigingen wel altijd disponibel zullen zijn voor het houden van toezicht. De VOORZITTER zegt, dat deze aangelegenheid inder daad staat of valt met de kwestie van het toezicht. Zij kan echter nog eens onder oogen worden gezien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 121