U
Mr
10 JUNI 1938.
147
lieke begraafplaats worden daar eischen gesteld, welke zeker
onredelijk mogen worden genoemd. Juist door het gemis van
een behoorlijke algemeene begraafplaats zijn deze toestanden
ontstaan. Beide begraafplaatsen zijn aan handen en voeten
gebonden door contracten met begrafenis-ondernemingen.
Het gevolg hiervan is, dat men hooge tarieven moet betalen
of, indien men gebruik maakt van andere begrafenis-onder
nemingen, men verplicht is dubbel te betalen. De begraaf
plaatsen handelen daarmede in strijd met de bedoelingen der
wet; immers in artikel 38 der Begraafwet staat: „Het staat
ieder vrij, voor het vervoer van lijken naar de begraafplaats
zoodanige personen en middelen te gebruiken als hij wil, mits
zich gedragende naar de plaatselijke verordeningen, in art.
8 dezer wet bedoeld". Door de handelwijze der bijzondere
begraafplaatsen kan o.a. ook de Coöperatieve Vereeniging
voor Lijkbezorging, wier ledental een groote vlucht neemt en
waarvan in Amsterdam alleen al 42.000 gezinnen of circa
170.000 personen lid zijn, hier geen begrafenis verzorgen.
Met betrekking tot het werk dezer vereeniging leest Spr. de
volgende sympathie-betuigingen voor: le. van Ds. J. C.
Koningsberger, Ned. Herv. predikant; deze schrijft:
„Ik woonde eerste klasse begrafenissen bij en ook vijfde. Dit
„stuitte mij tegen de borst. Ik maakte in de practijk kennis
„met de Coöp. Vereeniging voor Lijkbezorging en vond deze
„begrafenis zóó aan alle eischen van beschaving beantwoor-
„den, dat ik mij ter plaatse als lid opgaf. De snelle groei van
„het ledental toont, dat velen er zoo over denken. Gaarne
„verleen ik mijn steun aan dit sympathieke streven".
2e. van Pater Dr. J. J. A. V r ij m o e d pastoor te Delft,
die zich als volgt uitlaat: „Ik steun van harte de Coöp. Ver
eeniging voor Lijkbezorging, die hier in Delft den mooien
„naam draagt van „De Laatste Eer", omdat ik daarin een
„onmisbare waarborg zag en zie, dat geen misbruik wordt
„gemaakt van droeve omstandigheden, waarin een mensch
„verkeeren kan en dat aan de afgestorvenen zonder onrede
lijke lasten voor de achterblijvenden, de eer en de eerbied
„worden gegeven, die het mysterie van den dood omringt".