VAa 150 y 10 JUNI 1938. De heer MEIJVIS zegt, dat hij, na de uitvoerige uiteenzet ting van zijn partijgenoot Heer, met het maken van enkele opmerkingen kan volstaan. Spr. heeft al 19 jaar geleden op den verwaarloosden toestand, waarin de algemeene begraaf plaats verkeert, gewezen; hij heeft toen al in den Raad mede gedeeld, dat deze begraafplaats deswege „het paardenkerk- hof" werd genoemd. Spr. heeft zich vaak afgevraagd: Wat is toch de reden, dat het Gemeentebestuur deze algemeene be graafplaats zoo afschrikwekkend mogelijk maakt? Op die manier wil er geen fatsoenlijk mensch begraven worden. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt slechts gesproken van een Belgische vluchtelinge en een kind, die daar begraven zouden zijn. Spr. kan er echter voor in staan, dat er ook nog een ander begraven ligt, namelijk een zekere Teunis de Baat, die indertijd is verongelukt op den Weg naar Oosterhout. Met betrekking tot het kind zegt het voorstel, dat naar diens graf nimmer meer is omge zien. Spr. kan daaromtrent mededeelen, dat bedoeld kind, het kind van een collega van hem, met name Mutsers, is en dat de moeder meermalen naar het grafje is geweest om bloemen en een krans te brengen. Voorts zegt Spr. te gelooven, dat, indien de ontheffing van de verplichting tot het hebben van een algemeene begraaf plaats wordt verleend en men dus op de Katholieke of Pro- testantsche begraafplaats is aangewezen, het noodig is enkele vragen te stellen ten opzichte van de vrijheid van begraven op die kerkhoven. Op het Protestantsche kerkhof is die vrij heid vrij groot; alleen wordt er geen kruisbeeld op die be graafplaats geduld. Op de Katholieke begraafplaats echter moeten de lijken, die in ongewijde aarde begraven worden, vóór 7 uur 's morgens ter aarde worden besteld; er mag aan het graf niet gesproken worden en grafsteenen mogen niet worden aangebracht. Wordt dit nu anders? Mag er voortaan aan het graf gesproken worden en mogen er banieren op de begraafplaats worden medegevoerd? Dit zijn vragen, die Spr. gaarne beantwoord wenschte te zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 150