154 10 JUNI 1938. De VOORZITTER verwacht, dat er geen enkel bezwaar tegen zal zijn om de met de bijzondere begraafplaatsen over eengekomen voorwaarden aan den Raad over te leggen. De bedoeling is niet den benoodigden grcnd te koopen, doch om den grond voor algemeene begraafplaats in gebruik af te staan. Het onderhoud van die begraafplaats zal door de bij zondere begraafplaatsen geschieden, doch zooals gezegd er zal wel geen bezwaar tegen bestaan, den Raad meer om standig schriftelijk in te lichten. Wethouder VAN DER WERF zegt, dat het eenigszins onaangenaam aandoet, dat men blijkbaar van de veronderstel ling uitgaat, dat Burgemeester en Wethouders iets tegen een algemeene begraafplaats zouden hebben. Toen de heer Rij pe r t zijn adres had ingezonden, hebben Burgemeester en Wethouders onmiddellijk overwogen, of er iets gedaan moest worden voor degenen, die geen gebruik wenschen te maken van de Katholieke ot Protestantsche begraafplaats. Als men nu hoort de uitlatingen over piëteit, welke van alle kanten loskomen, dan begrijpt men niet, dat men een dertig jaar lang genoegen genomen heeft met den toestand van verwaar- loozing, waarin de algemeene begraafplaats verkeert. Bur gemeester en Wethouders hebben gezegd: Wij nemen niet langer genoegen met dezen toestand en stellen voor, H.M. de Koningin ontheffing van de verplichting tot het hebben van een algemeene begraafplaats te verzoeken. Naar Spr.'s meening ligt de tegenwoordige algemeene be graafplaats te ver weg. Mocht echter in de toekomst blijken, dat daar een begraafplaats noodig is, dan zullen Burgemeester en Wethouders natuurlijk met een voorstel daartoe komen, doch thans acht Spr. het financieel niet verantwoord, tot het stichten van een eigen algemeene begraafplaats over tc gaan en daarvoor grond te koopen. Van Burgemeester en Wethouders kon niet worden ver wacht, dat zij het monopolie van het begraven van lijken op de bijzondere begraafplaatsen in de hand zouden werken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 154