I Us 30 JUNI 1938. J y 185 Er kan bij het sluiten van de verkoop-overeenkomst een misverstand in het spel zijn geweest, maar een andere op lossing is niet mogelijk. De heer VAN KEEP wil er niet verder over spreken, doch dit moet hem toch van het hart, dat er geen woord waar is van hetgeen in het prae-advies staat. De VOORZITTER zegt, dat de heer Van Keep er wel aan moet denken, dat het prae-advies afkomstig is van Burgemeester en Wethouders en dat dezen de verantwoor ding op zich nemen voor elk woord, dat daarin voorkomt. Wat de zaak zelve betreft, wil Spr. wel zeggen, dat de heer Van Keep hem bij diens bezoeken op Spr.'s kamer niet heeft kunnen overtuigen van zijn goed recht. De heer VAN KEEP wil daarop aan de hand van eenige stukken gaan aantoonen, dat de gronden, waarop het prae- advies rust, onjuist zijn. De VOORZITTER valt hem daarbij in de rede, zeggende, dat als de heer Van Keep de oude stukken wederom naar voren wil brengen, hij hem het woord moet ontnemen. Spr. zou het uit een oogpunt van kieschheid beter achten, indien de heer Van Keep deze kwestie, waarbij hijzelf zoozeer betrokken is, hier door een van zijn medeleden had laten behandelen. Spr. betreurt het ten zeerste, dat de heer Van Keep de juistheid van het prae-advies in twijfel durft trekken. De heer VAN KEEP vraagt, of hij over deze kwestie nog iets in het midden mag brengen of niet. De VOORZITTER: Neen, tenzij de Raad het goedkeurt, dat gij in derde instantie over deze kwestie het woord voert. Nadat de Raad zijn toestemming heeft gegeven, gaat de heer Van Keep nog even op de kwestie in, waarna

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 185