V,U
188 30 JUNI 1938.
De he^r HEER merkt op, dat de plannen toch eerst moe
ten worden goedgekeurd, daar anders het raadsbesluit on
geldig is.
3. De heer BRANTJES zegt, dat enkele perceelen, ge
legen aan den Ginnekenweg, recht van uitweg hebben op
den Zandbergweg. Die uitweg loopt langs de geheele Zon
straat alvorens op den Zandbergweg uit te komen. Dit blijkt
de bezitters van dit servituut te lastig te zijn, zoodat zij
op verschillende plaatsen in de heg uitgangen hebben ge
maakt naar de Zonstraat. Dit nu geeft aanleiding tot aller
lei wantoestanden, zooals vernieling van trottoirs, ontstaan
van vuilnishoopen achter de heg enz.
Spr. verzoekt daarom het College, eens te doen nagaan,
hoe het eigenlijk zit met dat recht van uitweg.
De VOORZITTER zegt, dat aan het verzoek van den
heer Brantjes zal worden voldaan.
4. De heer HEER zegt, dat in de vorige vergadering de
door hem gemaakte opmerking, dat in andere steden de
afvoerpijp bovenaan de autobussen is aangebracht, door den
Voorzitter, den heer Van Mierlo, is weerlegd met
de woorden, dat zulks een verslechtering zou zijn, want dat
de damp dan neerslaat en het bovendien slecht is voor de
motoren. Het heeft Spr. dan ook zeer verwonderd, dat van
vele autobussen de afvoerpijp nu toch omhoog is gebracht.
Wethouder VAN MIERLO antwoordt, dat hij die weten
schap niet van zichzelf had; zij beruste op een deskundig ad
vies dienaangaande. Of het nu technisch wèl mogelijk is ge
worden, in verband met de technische vervolmaking van den
Diesel-motor, weet Spr. niet, maar hij heeft voor zich de over
tuiging, dat men er niets mede is opgeschoten; de damp is
nog even hinderlijk.
De heer HEER is dit met den heer Van Mierlo eens.