29 JULi 1938. - 217 is daar niet zeker van, als men ze niet thuis bezorgt. Het belang van de menschen zelf staat dan ook bij het College op den voorgrond. De heer JANSSENS vraagt, of de waarde, die de menschen thans aan brandstof krijgen, hooger is dan die, welke een waarde-bon vertegenwoordigt. Wethouder VAN DER WERF verklaart, zich tot dusver niet in het debat te hebben gemengd, opdat het secundaire element in deze kwestie het voordeel van de Gasfabriek, aan de verstrekking van cokes verbonden niet op den voorgrond zou treden. De vraag van den heer Janssens noopt hem er evenwel toe, die houding te laten varen. Alleen op de door Burgemeester en Wethouders voorgestane wijze is men er zeker van, dat de werkloozcn huisbrand krijgen. Er is altijd een bepaalde hoeveelheid cokes verstrekt, niet voor een bepaald bedrag. Er is daardoor meer verstrekt dan strikt noodzakelijk was. Gaat men nu waarde-bons of geld geven, dan kan men daarvoor niet alleen minder brandstof koopen, maar het gevaar is groot, dat men de waarde-bons gaat verkoopen en het geld voor andere doeleinden gebruikt, zoodat men op een bepaald oogenblik als het koud is geen huisbrand heeft. De heer LOONEN vraagt, of men als het inderdaad zoo is, dat de menschen niets aan cokes hebben geen andere brandstof, b.v. eierkolen of anthraciet kan verstrekken, welke zij met cokes kunnen vermengen. Wethouder VAN DER WERF antwoordt, dat het stoken van cokes natuurlijk moeilijker is dan het stoken van anthra ciet. De bedoeling is echter, dat de menschen zelf de cokes vermengen met eierkolen, welke ook dit jaar weder zullen worden verstrekt. Anthraciet is te duur; zou men dit gaan verstrekken voor het voor brandstoffentoeslag toegestane bedrag, dan zouden de menschen kou lijden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 217