29 JULI 1938.
De heer BRANTJES zegt, dat het hier weliswaar gaat om
een betrekkelijke kleinigheid, maar hij zou toch willen op
merken, dat er sinds de oprichting der school in 1925 niet
over den schoorsteen geklaagd is. Nu, in 1938, wordt ge
constateerd, dat de bouw van den schoorsteen niet juist is
geweest. Dit lijkt Spr. vrij apocrief. Hij zou dan ook gaarne
vernemen, wat de reden is, dat de schoorsteen nu ineens niet
meer deugt.
De VOORZITTER antwoordt, dat men indertijd het ad
vies van deskundigen niet heeft opgevolgd en de centrale
verwarming op eenvoudiger wijze heeft aangebracht. Dit is
niet in 1925, doch eerst in 1930 geschied. In 1937 heeft men
nog veranderingen daarin aangebracht, doch op den duur is
gebleken, dat men er met veranderingen niet komt; de
schoorsteen moet geheel vernieuwd worden, Daarom is het
nu geen kwestie van onderhoud meer, doch van vernieuwing.
Tot dusver heeft het schoolbestuur zelf de kosten van de
veranderingen gedragen.
Den heer MABELIS is het niet duidelijk, waarom de heer
Brantjes met deze opmerkingen komt; de zaak is in de
bij het prae-advies gevoegde stukken geheel toegelicht. Er
zijn al twee ketels van de centrale verwarming gesprongen,
zoodat voldoende is gebleken, dat het hier een constructie
fout betreft. De aanvrage vindt steun in artikel 72 der
L.O.-wet.
De heer BRANTJES blijft het vreemd vinden, dat die
constructie-fout eerst nu is ontdekt.
De VOORZITTER zegt, dat het schoolbestuur eerst zelf
heeft geprobeerd de fout te doen herstellen; nu dit niet is
gelukt, komt het tot den Raad met een aanvrage om ver
nieuwing.
Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu con
form het prae-advies van Burgemeester en Wet
houders besloten.