308 3 NOVEMBER 1938.
dat de nieuwe regeling een verzwaring van lasten beteekent
voor al degenen, die schoolgeld moeten betalen; dit wordt
namelijk met een aanzienlijk percentage verhoogd. Ook de
gezinnen met meer kinderen worden daardoor getroffen.
Spr. meent toch te moeten kenbaar maken, dat hij en zijn
fractiegenooten zich niet met deze schoolgeldregeling kun
nen vereenigen.
Wethouder VAN MIERLO heeft met eenige verwondering
het betoog van den heer De Jong aangehoord, aange
zien deze schoolgeldregeling reeds geheel zoo is vastgesteld
in de vergadering van 29 Juii j.l. Alleen vond de Minister den
kinderaftrek daarin te royaal. Daarop is de weg van overleg
gevolgd met als resultaat, dat thans eerst bij vier en meer
kinderen de kinderaftrek begint. Op grond van een en ander
vindt Spr. voor den heer De Jong geen reden aanwezig
om zoo hoog van den toren te blazen.
De heer DE JONG gelooft, dat „hoog van den toren bla-
zen" hier niet van toepassing is; het gebruiken van een der
gelijke uitdrukking verstoort de goede verhouding, welke er
in den Raad heerscht. Als deze regeling inderdaad reeds in
de vergadering van 29 Juli j.l. zoo is vastgesteld, dan erkent
Spr. gaarne, dat zij toentertijd aan zijn aandacht is ontsnapt,
anders had hij er toen al over gesproken. Hij heeft haar nu
serieus bezien. Het feit, dat de regeling reeds eerder is vast
gesteld, verandert evenwel niets aan het standpunt van Spr.
en zijn fractiegenooten; zij handhaven dan ook hun inzicht.
Wethouder VAN MIERLO spijt het, dat de heer D e
Jong zich door de uitdrukking „hoog van den toren bla
zen" geraakt gevoelt; het is niet zijn bedoeling geweest om
daarmede de goede verhouding, welke in den Raad heerscht,
te verstoren. Spr. wijst vervolgens op de verbetering, welke
nu nog in de schoolgeldregeling is gebracht voor dé grootere
gezinnen.