3 NOVEMBER 1938. 315 ïou- Dor- ver- leze te- 7. 10U- oor, ijke *en- lid den eda )en ms- be- pen lers ten behoeve van de bescherming van de burgerbevolking bij eventueele luchtaanvallen (Bijlagen 1938, no. 231). De heer DE JONG verklaart, dat hetgeen bij ministerieele circulaire van 29 September j.l. is toegestaan -namelijk het tegen het basis-uurloon, dat voor de werkverschaffing geldt, verrichten van arbeid door werkloozen zijn instemming niet kan hebben. Men had van dit werk minstens een normaal werkverschaffingsobject moeten maken; eigenlijk was het, als werk van oogenblikkelijk belang, een werk voor het vrije bedrijf geweest. De gevolgde regeling, waarbij de een b.v. 10 uur en de ander 40 uur per week moest werken, geeft naar het gevoelen van Spr. en zijn fractiegenooten aanleiding tot onjuiste verhoudingen tusschen de werklooze arbeiders. Spr. en zijn fractiegenooten meencn dan ook te moeten op komen tegen de hierbij gevolgde werk-methode. De-VOORZITTER antwoordt, dat de,door den heer De Jong gegispte werk-methode in de bewuste ministerieele circulaire is voorgeschreven; het heeft dus geen zin daar over te gaan discussieeren. Spr. wil echter toch opmerken, dat, als het oorlogsgevaar niet was overgedreven, hij zelfs een beroep zou hebben gedaan op de burgerij om zich be langeloos beschikbaar te stellen voor den aanleg van loop graven. Nu heeft hij dit beroep alleen gedaan op de werk loozen, omdat het in die spannende dagen noodzakelijk werd geacht, terstond met het werk te beginnen. Een aantal werkloozen heeft zich daarvoor vrijwillig aangemeld. Een van hen zeidc: „Ik heb nu zoolang steun genoten zonder te werken, dat ik blij ben nu ook eens wat te kunnen bijdragen in het belang van de gemeenschap". Spr. vindt dit een mooi standpunt; het getuigt van waren burgerzin. Spr. geeft den heer De Jong in overweging, de zaak ook eens uit dit standpunt te bezien. De heer GRUIJS zegt, dat de schuilloopgraven, welke gereed zijn gemaakt, blijkbaar voorbeelden zijn. Spr. hoopt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 315