3 NOVEMBER 1938. 317 en overalls zijn verstrekt. Spr vraagt, of zij deze artikelen mogen behouden. De VOORZITTER antwoordt, dat zij alleen de schoenen mogen behouden; de overalls moeten worden teruggegeven. De heer VAN DER VEN vraagt, of dit wel hygiënisch is. De VOORZITTER gelooft niet, dat daaraan bezwaren van hygiënischen aard verbonden zijn. Vervolgens deelt Spr. mede, dat door den Luchtbeschermingsdienst is bepaald, waar loopgraven moesten komen. Daar zij moeten dienen als toevluchtsoord voor het publiek, dat zich op straat be vindt, beboeren zij in de buurt van groote verkeerswegen te liggen. Zij zijn aangelegd daar, waar zij het minst hinderlijk zijn, d.w.z, zooveel mogelijk in plantsoenen. Het ligt in de bedoeling ze met zoden te bedekken en ze netjes af te werken. De heer LAUREIJ heeft alle respect voor de werkloozen, die zich vrijwillig voor dit werk hebben aangemeld. Hij wil er echter op v ijzen, dat deze menschen gedurende den tijd dat zij die werkzaamheden verrichten, niet vallen onder de bepalingen der sociale wetgeving. Spr. zou het betreuren, wanneer zij daardoor in ongelegenheid kwamen. Hij geeft daarom in overweging, hierin te voorzien door het sluiten van een verzekering. De VOORZITTER zegt, dat dit reeds is gebeurd voor allen, die aan den Luchtbeschermingsdienst deelnemen. De werkzaamheden, verbonden aan het aanleggen van loop graven, zijn nu geëindigd. Spr. zal de opmerking van den heer L a u r e ij bij een volgende gelegenheid in gedachten houden. De heer KOOIJMAN is het met den Voorzitter eens, dat de loopgraven, welke zich in plantsoenen bevinden, niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 317