w>
32 J 10 JANUARI 1938.
en Wethouders het vorige jaar tegen het verleenen van de
subsidie aangevoerd, deelde ik niet, maar mij stellende op
het standpunt van Burgemeester en Wethouders meen ik,
dat er reden is, dat standpunt thans te herzien.
Ik zou het hierbij kunnen laten, maar mag toch niet de
gelegenheid voorbij laten gaan om iets, zij het kort, over den
principieelen kant dezer aangelegenheid op te merken.
Er komt in dit prae-advies weer zoo'n zinsnede voor,
waarvan ik mij met alle respect voor het College niet kan
begrijpen, dat dit College die kan neerschrijven. Ik bedoel
dit:
„Waar inmiddels met ingang van September 1937 ook aan
„de Rijks H.B.S. te Breda een literair-economische afdeeling
„is verbonden, waarin hetzelfde onderwijs wordt gegeven
„als dat, waarvoor vanwege de school uit Dordrecht subsidie
„wordt gevraagd, is er ook uit dat oogpunt geen reden, van
„ons het vorig jaar ingenomen standpunt af te wijken."
Mier stelt het College zich weer op het standpunt: onder-
wijs-technisch is hier op de Rijks H.B.S. hetzelfde onderwijs
te krijgen -als op de Chr. H.B.S. te Dordrecht, dus zendt
Uw kinderen daar maar heen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik behoef nu toch waarlijk met
voor dit College en dezen Raad uiteen te zetten, dat het
onderscheid tusschen het neutraal overheidsonderwijs en het
confessioneel bijzonder onderwijs niet zit in het onderwijs
technisch karakter van een van beide, maar juist in het
principieel andersoortig zijn van het laatste. Het bijzonder
onderwijs ontleent zijn recht van bestaan toch niet aan zijn
R.K. of Chr. sommetjes! Hieraan ontleent dit onderwijs
toch zijn bestaansrecht, dat het is een deel der opvoeding;
dat het moet doortrokken zijn van den geest, die heerscht
in de gezinnen, waaruit de leerlingen voortkomen; dat de
ouders hun kinderen niet moeten bloot stellen aan den geest
van een onderwijs, dat niet in overeenstemming is met wat
in het ouderlijk huis wordt geleerd en beleefd.
Wat wil het R.K. bijzonder onderwijs? Het wil toch on-