29 NOVEMBER 1938. 1/ 339 Wordt de thans door Burgemeester en Wethouders voor gestelde wijziging doorgevoerd, dan worden de verschillen nog grooter. Met klem wenscht Spr. in overweging te geven, het school geldbedrag voor 1 kind te handhaven en nu maar eens met Gedeputeerde Staten te gaan praten over de onbillijke lasten, die men met deze schoolgeldregeling de bevolking op de schouders wil leggen. De heer LAUREIJ zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Het onderhavige onderwerp, herziening of juister ge zegd verhooging der schoolgelden, kan wel worden aan geduid als een praeludium op de aanstonds aanvangende begrootingsmelodie, al zal dan ook, naar ik vermeen, dit praeludium meer dan één Raadslid niet als een Hochzeits- marsch in de ooren klinken. Nu kan men bij dit voorstel gelet op de toelichting van uw College zich ongetwijfeld op het standpunt plaatsen, dat het noodeloos is, hierop critiek uit te oefenen, omdat Gedeputeerde Staten alias de Minister van Binnenland- sche Zaken eenvoudig eischen, dat het schoolgeldtarief verhoogd moet worden, maar dan sta ik in dit opzicht ge heel aan de zijde van die Raadsleden, die, blijkens het Cen traal Rapport, gevraagd hebben, wat voor zin het dan nog heeft, deze aangelegenheid den Raad voor te leggen. Trots het schrijven van den Minister en van Ge deputeerde Staten bij de opmerkingen over de begrooting voor 1938, waag ik het toch, tegen deze voorgestelde verhoo ging van schoolgelden eenige opmerkingen te maken, in de allereerste plaats, omdat ik van meening blijf, dat hierdoor wel degelijk een groep van onze bevolking extra wordt be last, namelijk de gezinnen met schoolgaande kinderen en in de tweede plaats, omdat het m.i. toch niet de taak van een gemeenteraad is, om eenvoudig zonder meer te accepteeren datgene wat hem van hoogerhand wordt voorgeschreven. Ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 339