/K 29 NOVEMBER 1938. V 341 inkomen dus het inkomen na kinderaftrek van pl.m. 1800—, doch dan moge' ik, met alle waardeering overigens voor de bedoeling van Uw College om de minstdraagkrach- tigen te sparen, opmerken, dat de groep van ingezetenen met een belastbaar inkomen van meer dan 1800,en tot b.v. 3500,zeker zoo groot is als die van 1800,en daar beneden, en dat deze zoogenaamde middelgroep over de geheele linie het net zoo zwaar en bard te verantwoorden heeft als de z.g. minder-draagkrachtigen. Wat betreft de mededeeling van uw College, dat in dit belastbaar inkomen de kinderaftrek reeds is verdisconteerd, waardoor schijnbaar de indruk kan worden gewekt, dat de gezinnen met schoolgaande kinderen reeds bij hun inkom stenbelasting zijn bevoordeeld, wensch ik op te merken, dat zulks juist zoude kunnen zijn, indien de hier bedoelde kin deraftrek inderdaad als een redelijke en billijke kon worden aangemerkt, wat echter allerminst het geval is, hetgeen o.a. mede onderschreven wordt door den heer Ligtenberg in zijn zooeven door mij geciteerd artikel in de Maasbode, waar hij schrijft als volgt: „De bestaande kinderaftrek mist volkomen de beteekenis „van een werkelijk correctief te zijn op de thans bestaande „onmatige uitwerking van de progressieve heffing over de „inkomens der groote gezinnen. De verlichting, welke die „aftrek geeft, speelt geen rol in verhouding tot de zooveel „te hoog opgevoerde heffingen. De kinderaftrek houdt de „erkenning in van het ongelijk, dat den grooten gezinnen „door de progressieve heffing wordt aangedaan, doch het „is niet meer dan een gebaar. Het ongelijk wordt er niet „door hersteld." Mijnheer de Voorzitter. Tijdens het afdeelingsonderzoek is door mij gewezen op het standpunt, door uw College in genomen destijds bij de behandeling van het adres der hötel- en caféhouders, die verlaging verzochten der perso nele belasting, bij behandeling van welk adres van de zijde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 341