10 JANUARI 1938 Wethouder VAN DER WERF zegt, da1 de heer M a b e 1 i s zich verwondert over de kortheid van het prae-advies. De heer Mabel is zal echter toch ook begrijpen, dat iedere gemeente, ondanks Regeeringshulp, toch eigen verantwooi- delijkheid moet voelen. Wat de verlaging van de personeele belasting voor de caféhouders betreft, zegt Spr., dat dit een belasting-kwestie was, terwijl de onderhavige aangelegenheid een subsidie kwestie is; dit maakt een groot verschil. In het geval van de caféhouders kan men zeggen: Laten we nu die menschen niet zwaarder gaan belasten dan de overige belastingbetalers hetgeen het Rijk tolereert gaat men echter in het onder havige geval subsidie geven, dan heeft dit consequenties ren opzichte van andere bijzondere scholen. Dit zou niet zoo erg zijn, indien de gemeente-financiën het toelieten; de toe stand daarvan is echter nog slechter geworden. En dit is dan ook het eenige, wat Burgemeester en Wethouders heeft weerhouden op de subsidie-aanvrage in te gaan. Een R.K. meisjes-lyceum is hier nog niet; als het zoover komt, zullen Burgemeester en Wethouders misschien de principieele lijn volgen; op het oogenblik zouden de consequenties, daaraan verbonden, zeer zwaar zijn. De door den heer M a b e 1 i s gewraakte alinea in het prae-advies van Burgemeester en Wethouders vindt zijn oor zaak in het feit, dat Burgemeester en Wethouders aanvan kelijk geneigd waren den Raad te adviseeren de gevraagde subsidie te verleenen, omdat zij in de meening verkeerden, dat hier geen literair-economisch onderwijs werd gegeven. Toen zij echter vernamen, dat hier aan de Rijks H.B.S. sedert 1 September 1937 ook een afdeeling bestond, verviel de reden om gunstig te adviseeren; de bewuste alinea is aus op te vatten als een teleurstellende uiting. Spr. acht dan ook geen reden aanwezig om het prae-advies te veranderen. Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat de heer V an der Werf reeds heeft weersproken het argument van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 34