29 NOVEMBER 1938.
345
ook absoluut niet vereenigen met de thans opgelegde ver
plichting van Rijkswege om de schoolgelden te verhoogen.
Deze houding aannemen is een middel om groote vijanden
te maken van het groote, natuurlijke gezin en een wapen in
handen van hen, die propaganda maken voor het kleine
gezin. Zij zullen door deze gezinspolitiek afbreuk doen, waar
zij dit kunnen, en ik begrijp niet dat de Overheid deze plicht
kan opleggen.,
Tevens wordt in het antwoord van Burgemeester en Wet
houders op het Centraal Rapport nog aangevoerd: „Overi
gens wordt opgemerkt, dat de voorgestelde verhooging der
schoolgelden, zooals de geprojecteerde begrootingscijfers
uitwijzen, niet aanmerkelijk is te noemen". Ik ben het hier
niet mee eens, Mijnheer de Voorzitter. Het gaat hier om een
principieele kwestie. Ik ben het zeker eens met Uwe mede-
deeling, dat U het betreurt, dat de schoolgelden in vele
gevallen reeds thans zwaar drukken op deze gezinnen, doch
zeer zeker wordt door de verhooging van deze tarieven
slechts één groep der bevolking, zijnde het gezin, extra be
last. Ik noem deze verhooging van belasting dan ook een
eenzijdige heffing, waardoor slechts het gezin getroffen
wordt. Wat blijft er tenslotte, als wij dit zoo maar terloops
aannemen, over van onze gemeentelijke autonomie? Wan
neer het Rijk zijn belang niet begrijpt, kan een principieel
gevoerde gemeente-politiek haar als voorbeeld worden ge
steld. Het welzijn van staat en gemeente is gebouwd op het
gezin. Daarom kan ik me niet vereenigen met dezen van
hoogerhand opgelegden dwang en kan alleen onder protest
mijn stem aan deze verhooging van schoolgelden geven.
De heer BROOS zegt, ofschoon er na de breedvoerige
uiteenzettingen der vorige Sprekers niet veel aanleiding meer
toe is, toch gaarne een enkele opmerking te willen maken.
In de eerste plaats vreest Spr., dat den Raad geen middelen
ten dienste staan, deze verhooging van schoolgelden, die
strikt genomen het vorig jaar al ingevoerd had moeten zijn,