346 J 29 NOVEMBER 1938.
te voorkomen. Het zal dan ook wel het beste zijn, het voor
stel van Burgemeester en Wethouders, hoe ongaarne ook,
aan te nemen.
Het zoo juist door den heer Van Arendonk ge
noemde bedrag van 10.000,wordt door Spr. becijferd op
8450,—.
De cijferlawine, welke de heer EI e e r over den Raad
heeft uitgestort, is zonder behoorlijke studie niet te ver
werken. Als de heer Heer prijs stelt op een juiste beoor
deeling daarvan, zal hij goed doen, de gegevens schriftelijk
aan den Raad voor te leggen. Spr. acht het goed er op te
v^ijzen, dat het hier gaat om een algemeene regeling, welke
geldt voor alle gemeenten, die een bijzondere financieele
rijksbijdrage genieten. Waar het bedrag, dat met de school-
geldverhooging gemoeid is, betrekkelijk niet groot is, zal de
Raad goed doen, zich daartegen niet te verzetten. Er zullen
mogelijk nog wel erger maatregelen moeten worden geno
men en grootere belangen verdedigd moeten worden. Het is
beter, dat de Raad zijn krachten tot dan bewaart.
De heer MABELIS verklaart niet te hebben verwacht, dat
zulk zwaar geschut tegen de schoolgeldverhooging in stelling
zou worden gebracht. Men dient er toch rekening mede te
houden, dat Gedeputeerde Staten al bij de begrooting 1938
verhooging der schoolgelden eischten. Door bijzondere om
standigheden is die maatregel toen uitgesteld, doch nu zal
daaraan niet te ontkomen zijn.
Er is in den Raad gezegd: we moeten ons verzetten. Maar,
vraagt Spr., hoe moeten we dat doen? Er is op de begrooting
een belangrijke regeeringsbijdrage geraamd. Wij kunnen er
zeker van zijn, dat, als wij dat bedrag wensehen te ontvan
gen, wij ook ten volle aan de daartoe te stellen voorwaarden
zullen moeten voldoen. Spr. ziet geen middel om op andere
wijze aan het noodige geld te komen.
Spr. is het eens met den heer Broos, dat de cijfers van
den heer Heer uit de Eindhovensche verordening op het