h*
29 NOVEMBER 1938. -/ 349
eerst zou moeten worden verhoogd. Niemand zou zich daar
tegen op redelijke gronden kunnen verzetten. Waarom meent
men dat dan nu wèl te moeten doen?
De vergelijking met de hotel- en caféhouders, eveneens
door den heer L a u r e ij naar voren gebracht, gaat geheel
mank. In de eerste plaats, omdat schoolgeld niet vergelijk
baar is met personeele belasting en in de tweede plaats,
omdat de personeele belasting op sommige zaken, met name
de hotels, café's enz., veel zwaarder drukte dan op anderen.
Daar was een bepaalde categorie van middenstanders onbil
lijk belast. De redeneering van den heer L a u r e ij voert
uiteindelijk tot de consequentie, dat het onbillijk is, de
ouders van schoolgaande kinderen schoolgeld te laten beta
len, zoolang ook niet de kinderloozd gezinnen daarin moeten
bijdragen.
De heer LAUREIJ: Hoe komt U erbij!
Wethouder VAN MIERLO verklaart verder, dat de Raad
zal begrijpen, dat hier achter Gedeputeerde Staten een an
dere macht staat. Indien de gestelde eischen werkelijk on
billijk waren, zouden Burgemeester en Wethouders zeker
al geprotesteerd hebben. Dat is reeds op ander terrein met
succes gedaan.
Spr. geeft echter den Raad in overweging voor dit niet zoo
heel belangrijke geval, het geschut te sparen en het kruit
droog te houden.
Voorts heeft Spr. nog te bespreken de vraag, of Gedepu
teerde Staten de gemeenten verschillend behandelen. In dit
verband is genoemd het geval, dat Bergen op Zoom zijn
reserves niet mocht aanspreken om een tekort op de begroo
ting aan te vullen. Het is zeer moeilijk over deze vraagstuk
ken te oordeelen, als men niet volledig van alle omstandig
heden en feiten op de hoogte is. Spr. meent te weten, dat
het geval Bergen op Zoom geheel afwijkt van Breda. In Ber
gen op Zoom waren in de eerste plaats niet alle belastingen