29 NOVEMBER 1938.
363
integreerend deel van ons democratisch bestel en is door
hem een behoorlijke en gezonde deelname aan en invloed
van de burgers op het bestuur der gemeente gewaarborgd.
Behalve de contröleerende en stimuleerende functie, die de
Raad heeft overgehouden, is de Raad de schakel tusschen
bestuur en burgers, waarin elke groep zich vrij kan uiten
over wat hij in het belang der gemeente nuttig acht. Con-
tröleerend cn activeerend eenerzij ds is de Raad het niet te
sussen geweten voor de verantwoordelijkheid van het Col
lege omtrent het dagelijksch bestuur. De tegenstelling tus
schen bestuur en bestuurders wordt in hem tot oplossing
gebracht.
Wij zouden dan ook uit de sfeer van onderling vertrouwen,
welke in het algemeen tusschen Raad en College is gegroeid,
mogen besluiten, dat het dagelijksch bestuur der gemeente
naar volle tevredenheid wordt gevoerd.
Ik moge echter opmerken, dat, wil dat vertrouwen in stand
blijven, wil deze vlotte samenwerking in het belang der ge
meente kunnen blijven bestaan, dan op de eerste plaats een
eisch is, dat het College van Burgemeester en Wethouders
zoowel de Raad als de commissies uit den Raad zooveel mo
gelijk in haar overwegingen en besluiten betrekt en zich niet
opsluit in zichzelf of afsluit van den Raad door halve ant
woorden of vragen en het er buiten laten van Raad en com
missies, waar dit niet absoluut noodzakelijk is. Dit is niet als
een verwijt bedoeld, doch wij meenen uit den stijl van het
antwoord hier en daar op het centraal rapport een lichte
neiging tot bureaucratische afzondering in de aangegeven
richting te bemerken. Er wordt wel overal op geantwoord,
doch niet zoo, dat men er altijd wijzer van wordt. Nogmaals
het is geen verwijt, daartoe zouden meerdere bewijzen nood
zakelijk zijn, het is een indruk die meerdere leden bij lezing
van het antwoord bekroop.
Wij begrijpen zeer goed, dat het niet eenvoudig is, in de
gegeven financieele omstandigheden veel over het gemeente
beleid te zeggen. Teveel is afhankelijk van hoogere organen