y-
364 29 NOVEMBER 1938.
en van de wijze, waarop met deze kan worden onderhandeld.
Wij begrijpen dan ook de optimistische beschouwingen
zoowel ten aanzien van de financieele positie als ter* aanzien
van de inperking onzer autonomie, omdat men drukkende
lasten nu eenmaal gemakkelijker met een licht gemoed
draagt en optimisme gemakkelijker de moeilijkheden doet
overwinnen.
Wel waren deze optimistische beschouwingen voor ons
aanleiding te denken „het kan verkeeren", gezien de vele
smartelijke ontboezemingen en de lasten, die we onder het
dreigement, dat wij onder rijkscontrole zouden komen, heb
ben moeten aanvaarden.
Is de financieele positie ongunstig ten aanzien van het be
houd der zelfstandigheid, toegegeven moet worden, dat in
derdaad de financieele toestand nog gezond is.
Het feit, dat niettegenstaande de groote lasten voor armen-
en werkloozenzorg de kapitaalslast de laatste 5 jaren niet is
gestegen, toont, dat een voorzichtig financieel beleid is ge
voerd en dat zuinig is beheerd. We mogen dan ook blij zijn
te hebben weerstaan aan groote kapitaalsuitgaven, waarvan
thans de lasten zwaar zouden drukken. Dat een bezuinigings-
deskundige niets noemenswaard kon vinden, bewijst meer
over efficient beheer dan betweterige opmerkingen van bui
tenstaanders over de' dure overheid. Ik ben er dan ook van
overtuigd, dat, wanneer een opleving niet te lang op zich
laat wachten, Breda snel van de bekomen wonden zal her
stellen. Het is alleen maar de vraag, of eventueele saneerings-
plannen van het1 Rijk ten aanzien van de gemeente-financiën
slechts zullen blijken een premie op te royaal beheer, zoodat
wij wel de lasten van de zuinigheid, doch niet de voordeelen
daarvan zullen dragen. Het zou voor Breda wel een merk
waardige belooning zijn voor goed beheer, jarenlang belang
rijke bedragen te hebben gestort in het gemeentefonds, zon
der daaruit bij benadering datzelfde bedrag te ontvangen,
verplicht te worden reserves op te teren en dan ter saneering
extra-belastingen te mogen heffen. Ik weet, de beoordeeling