29 NOVEMBER 1938.
369
Eerste Kamer der Staten-Generaal, meen ik zonder meer dit
afwijkend inzicht niet te kunnen laten passeeren. Het Ka
tholieke standpunt ten aanzien van den Regeeringsvorm is
voldoende bekend. Elke vorm, die het beste beantwoord aan
de taak, die de overheid heeft, n.l. het bevorderen van het
algemeen welzijn, wordt aanvaard. Voor ons is elke bestuurs
vorm, mits aan bepaalde eischen ten aanzien van de vrije
persoonlijkheid voldoende, aanvaardbaar. Dit wil niet zeg
gen, dat wij voor Nederland binnen historischen tijd een an
deren dan den democratischen regeeringsvorm den meest
aangewezenen achten of dat gemakkelijk van onze zijde afval
zou zijn te verwachten van het beginsel van een gezonden
volksinvloed op het bestuur. Te groot zijn de vruchten van
een democratisch bestuur voor een ontwikkeld volk als het
onze, dat zonder revolutie arbeidt aan den uitbouw en om
bouw zijner staatsinstellingen, dan dat het daarvoor een ander
zoude wenschen, dat wellicht wat sneller maar met groote
schade voor mensch en gemeenschap vooralsnog slechts
meent een betere maatschappelijke organisatie voor de toe
komst te hebben gefundeerd. Te goed weten wij Nederlan
ders, dat slechts die ideeën, die steunen op de werkelijke
overtuiging der meerderheid van de gemeenschap, een ge
zond leven tegemoet gaan.
Deze zin voor werkelijkheid is zoek bij diegenen, die ons
willen drijven naar een veiligheidsblok van democratische
staten om den vrede te bewaren voor ons volk. Alsof op het
oogenblik in den belangenstrijd der staten andere motieven
een rol spelen dan eigenbelang. Alsof wij ervan zijn verze
kerd, dat de fascistische staat van vandaag niet morgen een
werkelijk democratischen vorm krijgt en de democratische
staat van heden niet morgen een communistische of fascis
tische dictatuur?
Waarom toch steeds niet de realiteit van den dag inzien?
Was Tsjecho-Slowakije veilig, toen het de politiek moest
voeren van zijn groote democratische vrienden en als pion
gebruikt werd op het belangenschaaktournooi der grooten?