VAa
392
u
29 NOVEMBER 1938.
maar omdat het goed is, dat de Raad ook van de toekomst
plannen van het College op de hoogte is.
Het komt niet juist voor, in deze omgeving het buiten-
landsch beleid ter sprake te brengen. Daarvoor zijn de ver
gaderingen van de Staten-Generaal meer geëigend. Niette
min kan Spr. wel aanvoelen, dat er raadsleden zijn, die zich
ook daarover eens willen uiten. Ander nut heeft het dan ook
niet, aangezien de Raad er toch geen invloed op kan
uitoefenen.
De heer De Jong heeft te verstaan gegeven, dat de
ontwrichting der gemeentefinanciën de schuld zou zijn der
Regeering, die de lasten der werkloosheid niet voor rekening
van de schatkist wil nemen. Zoo eenvoudig staat deze zaak
echter niet. Al sedert lange jaren zijn de kosten van armen
zorg voor rekening van de gemeenten en het ligt min of
meer in de lijn, .dat dit ook met de werkloosheidslasten het
geval is. Zou het Rijk genoodzaakt worden al deze lasten
over te nemen, dan zouden de gemeenten gezamenlijk daar
voor toch de gelden moeten opbrengen. Het gevolg daarvan
zou weer zijn, dat de gemeentelijke autonomie zou worden
aangetast. Een betere oplossing acht Spr., dat het Rijk zoekt
naar een billijke verdeeling der lasten over de gemeenten
door b.v. herziening van de financieele verhouding, doch de
uitvoering der maatregelen aan de gemeenten overlaat. Het
groote struikelblok voor deze regeling is, dat de gemeenten
alle verschillend van structuur zijn en het daarom zeer
moeilijk is door middel van formules tot een billijke verdee
ling der lasten te komen.
Voor het oogenblik hebben wij ons te herinneren, dat
rijkshulp voor onze gemeente niet meer gemist zal kunnen
worden. Dat het Rijk de eisch stelt, eerst de reserves op te
maken, alvorens een rijksbijdrage zal worden verleend, is
toch niet onredelijk.
Ook wenscht Spr. niet in te gaan op hetgeen oVer het
Regeeringsbeleid is gezegd. Slechts moge een uitzondering
gemaakt worden voor hetgeen de heer De Jong daar-