ft
398 29 NOVEMBER 1938.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat hij, naar aanleiding 19:
van hetgeen vanmiddag door verschillende Sprekers is opge- uil
merkt, voor wat het financieele gedeelte betreft, iets in het di
midden wil brengen. Het is thans de twaalfde maal, dat Spr. ee
het voorrecht heeft, hier mede een begrooting te verdedigen ja:
en dan springt het in het oog, dat men vroeger in zekeren 11'
zirl kon doen, wat men wilde, terwijl de laatste jaren het m<
parool luidt: steeds maar bezuinigen, ten einde gelden be- ta
schikbaar te kunnen stellen ten behoeve van hen, die door m
den nood der tijden zijn getroffen. De laatste jaren hebben te
dan ook medegebracht, dat het voor Burgemeester en Wet-
houders niet altijd even aangenaam was, de begrooting te zl-
moeten verdedigen, daar zij steeds bepaalde maatregelen di
moesten tegenhouden en besnoeien, niettegenstaande zij
vaak wenschelijk waren. En nadat Burgemeester en Wethou- in
ders door de tijdsomstandigheden zelf in die richting waren
gegaan, is daarbij nog gekomen de druk van hoogerhand. VÉ
Er werden voortdurend aanslagen gedaan op de autonomie
der gemeente en op de financieele verhouding met het Rijk, 21
zelfs in die mate, dat door sommigen van een ontwrichting
van de gemeente-financiën wordt gesproken. Het is een
SI
slagwoord geworden, dat de financieele verhouding tusschen
Rijk' en gemeenten niet deugt. Nu is die verhouding niet
direct aangenaam, maar al heeft Breda in betere conjunc-
tuur-jaren daarvan nadeelen gehad, wil dat nog niet zeggen,
dat die verhouding in het geheel niet deugt. Breda was in de
eerste jaren van de nieuwe financieele verhoudingswet het b
slachtoffer. Dit kwam o.a. doordat Breda in 1929, als gevolg
van de pas plaatsgehad hebbende annexatie, nog niet in een
geconsolideerden toestand verkeerde. De uitgaven van de e
vergroote gemeente hielden nog geen gelijken tred met het n
volle pond der inkomsten; vandaar de geringere uitkeering.
Het moge dan zijn, dat Breda er in den beginne niet goed
mede geweest is, het is nu wel zeer de vraag, of men ge-
zien de verminderde inkomens met de opbrengst der be- z
lastingen, geheven op de daarvoor vroeger d.w.z. vóór c