J f Ar 7 400 29 NOVEMBER 1938. daar, waar de gemeente kan blijven, zij nog vol komen vrij is. Men kan daarom niet zeggen: Met de gemeen telijke autonomie is het gedaan, enkel en alleen omdat het Rijk om het nu eens populair uit te drukken in de keu ken wil kijken, wanneer het zelf met belangrijke bedragen moet bijspringen. In het Centraal Rapport is gesproken van algeheele ont wrichting der gemeente-financiën. Spr. meent niet, dat men daarvan kan spreken. Breda heeft altijd op het standpunt gestaan, dat men den schuldenlast niet roekeloos moet op voeren. Van andere zijde is hier altijd aangedrongen op het uitvoeren van groote kapitaalsintensieve werken iets wat veel geld kost. Had men aan dien drang gevolg gegeven, dan was geen enkele werklooze in Breda er thans beter aan toe, maar wèl zat men met een hoop schuld, zooals hier en daar elders. Spr. is ervan overtuigd, dat het, zooals het nu geloopen is, het voor Breda beter is, want als straks het Rijk de gemeente-financiën gaat saneeren, dan gelooft hij zeker, dat gemeenten als Breda, die steeds een zuinig beheer hebben gevoerd, daarvan het eerst baat zullen ondervinden en dat zij, die met een grooten schuldenlast zitten, er slech ter aan toe zullen zijn, doordat zij' minder van die saneering zullen kunnen profiteeren. Spr. heeft enkele gegevens verzameld betreffende de schuldpositie van Breda in vergelijking met eenige andere gemeenten van ongeveer gelijke grootte. Hieruit blijkt, dat op 1 Januari 1937: Breda een schuld had van bijna 13 millioen; Amersfoort van 17 millioen; Almelo van 14 millioen; Apeldoorn van 15 millioen; Dordrecht van 36 millioen; Deventer van I6V2 millioen; Heerlen van 25 millioen; 's-Hertogenbosc 20 millioen; Hilversum van 22 millioen;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 400