29 NOVEMBER 1938. 431
Den VOORZITTER verwondert het, dat de heer Van
Houten het in deze met „Nederlander" eens is, daar deze
-evenals Spr. een burgerwacht wil. Voor den heer Van
Houten, die altijd tegen het instandhouden van een
burgerwacht is geweest, beteekent het dus een heele om
zwaai.
Het bewuste bedrag van 400,is niet voor luchtbescher
mingsdoeleinden bestemd; men heeft dat verkeerd begrepen.
Het zou daarom onjuist zijn, het naar dien post over te
brengen.
Spr. gelooft, dat het eigenlijke wezen van de Burgerwacht
niet volledig wordt aangevoeld. Vroeger bestond haar taak
alleen uit leeren schieten. Daar het gewapende gedeelte
echter noodig is om in troebele tijden de politie te verster
ken en men zulks niet met ongeoefende menschen kan doen,
moet men hun tucht en discipline leeren. De jeugdige bur
gerwachters komen eerst bij de storm- of oefentroepen.
Later gaan zij naar andere diensten over; een deel kan dan
dienst doen bij de luchtbescherming. Een afzonderlijk deel
van de Burgerwacht vormt den economischen dienst, die
zoodanig is georganiseerd, dat bij eventueele rampen of sto
ringen kan worden ingegrepen. De gewapenden behooren in
troepverband te worden ondergebracht en uniform te
dragen.
De heer VAN HOUTEN antwoordt, dat het geen be
vreemding behoeft te wekken, dat hij het voor 95°/o met
„Nederlander" eens is. Deze geeft voorbeelden om aan te
toonen, dat, als men op den ingeslagen weg voortgaat, de
burgerwacht straks niet haar taak zal kunnen volbrengen.
Nu is Spr.'s fractie altijd van meening geweest, dat, wanneer
zich moeilijkheden van binnen- of buitenlandschen aard
voordoen, de politie en het leger de aangewezen instellingen
zijn om dan op te treden. Bij de huidige constellatie acht
zij de burgerwacht een overbodig iets. Een bedrag van
1300,daarvoor uit te trekken, vindt zij geld wegsmijten.