30 NOVEMBER 1938. 453
Het zou interessant zijn te weten, hoeveel gezinnen er
samenwonen om een hooge huishuur te ontgaan. Volgens
mij neemt dat gezamenlijk huren van een huis door twee,
soms drie gezinnen steeds toe, met alle gevaren, uit sociaal
en hygiënisch oogpunt bezien, daaraan verbonden.
Verder lijkt het mij van belang, Mijnheer de Voorzitter,
om te weten, hoever een bepaald type van woningen wordt
bezet door huurders, die naar de officieel geldende salaris-
en huurvcrhouding minder zouden moeten verwonen. Dezen
blijven noodgedwongen wonen, omdat er geen behoorlijke
arbeiderswoningen aanwezig zijn of althans leegstaan.
Ik ben van meening, dat niet alleen door het opruimen
van krotwoningen deze behoefte bestaat, maar dat er in het
algemeen behoefte aan genoemde arbeiderswoningen blijkt
te zijn. Ik zie dan ook met belangstelling de aangekondigde
plannen tegemoet.
Voor het overige sluit ik mij aan bij hetgeen door de
heeren Van der Ven en Struiken is gezegd.
De heer MEIJVIS had, met betrekking tot de ministe-
rieele circulaire in zake den bouw van woningen voor groote
gezinnen, het zelfde willen vragen als de heer Van der
Ven, namelijk: Wat denken Burgemeester en Wethou
ders te dien opzichte te doen? Voorts vraagt Spr., of het nu
niet mogelijk is, den huurprijs mede te deelen van de 50
arbeiderswoningen, welke binnenkort gebouwd zullen
worden.
Ten slotte merkt hij op, dat er bij den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken al 1800 aanvragen voor een Rijksbijdrage
in de kosten van verbetering van bestaande arbeiderswonin
gen zijn ingekomen. Spr. verzoekt het College ook ten deze
diligent te zijn.
De VOORZITTER zegt, dat er inderdaad in Breda vele
woningen zijn, die beter opgeruimd konden worden. Dit te
bevorderen zou echter onder de huidige omstandigheden
geen goede tactiek zijn, daar het de huurprijzen zou opdrij-