I u. 470 i 30 NOVEMBER 1938. belangrijker vond en omdat verschillende zaken, welke hij zeer wenschelijk acht o.a. de overplaatsing van een open bare school naar een buitenwijk toch niet aanvaard zou den worden. De heer STRUIKEN verheugt het, dat de heer Heer hier deze aangelegenheid nog eens naar voren heeft gebracht. Spr. is het aan den anderen kant eens met den heer Van M i e r 1 o wat het zenden van een adres door den Raad betreft. 6. Openbaar voorbereidend lager onderwijs. De heer HEER zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Op den aandrang, in het Centraal Rapport uitgeoefend, om binnen afzienbaren tijd te willen voorzien in de be staande behoefte aan openbaar voorbereidend lager onder wijs, antwoorden Burgemeester en Wethouders in hun Me morie van Antwoord: „De behoefte aan een school voor „openbaar voorbereidend onderwijs is niet gebleken, zoodat „de daaraan verbonden kosten niet gewettigd zouden zijn." Mijnheer de Voorzitter. De wet zegt, dat het onderwijs een voortdurende zorg voor de Overheid is. De Gemeente onderzoeke derhalve eens, of er behoefte bestaat. Er zijn trouwens cijfers. Op 15 September 1926 besloot de Raad geen openbare kleuterschool te bouwen, ondanks het feit, dat er 190 handteekeningen verzameld waren voor een totaal aantal van 328 kinderen. Reeds eerder was een verzoek om een school voor openbaar voorbereidend lager onderwijs op te richten afgewezen, waarbij als voornaamste argument gold het geringe aantal handteekeningen, namelijk 62 voor 100 kinderen. De Gemeente telde toen 30.000 inwoners, thans zijn er 50.000 inwoners. Laten wij nu eens veronderstellen, dat er thans slechts 200 kinderen van voorbereidend lager

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 470