30 NOVEMBER 1938. 471 onderwijs verstoken zijn of onderwijs genieten op een bij zondere bewaarschool, terwijl zij daar niet thuis behooren. Wanneer men eerlijk de zaak wil bezien, zal men toch wel erkennen, dat 200 zeker voor openbaar onderwijs in aan merking komen. Dat er trouwens over het algemeen in ons land behoefte aan kleuter-onderwijs bestaat, bewijst wel de statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 1933, 1934, 1935 en 1936. Het aantal kleuterscholen steeg als volgt: 1932: 1947 scholen; 1933: 1995 scholen; 1934: 2076 scholen; 1935; 2165 scholen; 1936: 2221 scholen. Hierbij zijn inbegrepen de openbare kleuterscholen. En juist deze zijn gedaald van 282 tot 232, niet uit gebrek aan belangstelling, maar wegens bezuiniging van Den Haag. ïk acht het niet eens een punt van belang om over de noodzakelijkheid te discussieeren. Is men het van de zijde van Burgemeester en Wethouders hiermede niet eens, men zegge dan op welke manier men te overtuigen is, dat voor een dergelijk aantal behoefte bestaat. Willen Burgemeester en Wethouders nogmaals handteekeningen? Goed, zij zullen er dan komen. Maar men erkenne dan ook, dat er een recht op openbare kleuterscholen bestaat en dat deze niet mogen afstuiten op de kosten. Ook hier gelde: de meerderheid doe iets om tegemoet te komen aan de rechtmatige verlangens van een groote groep der bevolking. De kosten zijn niet zoo hoog. Men zou in Augustus a.s. kunnen beginnen met een proef te nemen aan de openbare school-Boschstraat. De stichtingskosten zullen dan gering zijn. Bovendien kan het lager onderwijs daardoor goedkoo- per worden. Het aantal leerlingen der openbare school zal door openbare kleuterscholen ongetwijfeld stijgen, waardoor de gemiddelde kosten per leerling lager worden en dienten gevolge de uitkeering aan het bijzonder onderwijs ook lager

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 471