l J 7" 488 30 NOVEMBER 1938. Hoofdstuk IX. Ondersteuning aan behoeftigen en werk- loozen. De heer STRUIKEN houdt^^ volgende rede: Mijnheer de Voorzitter. Ongetwijfeld zal de Raad met genoegen hebben kennis genomen van de toezegging van Uw College, dat zooveel mogelijk uitbreiding zal worden gegeven aan de tewerk stelling van werkloozen, hetzij bij de gemeentelijke, hetzij bij de centrale werkverschaffingen. Al mogen deze werkverschaffingen, vooral voor de jon gere werkloozen, dan al niet het ideaal zijn voor hun toe komstplannen, zoolang het economisch en bedrijfsleven nog ontwricht blijft en is, zooals thans nog het geval is, blijft het toe te juichen, dat hun de gelegenheid wordt geboden, arbeid te verrichten, in plaats van voortdurend te zijn aan gewezen op het geestdoodende „stempelen" en het nog geestdoodender gedwongen niets doen. Daarom betuig ik gaarne dank aan Uw College, dat er met alle kracht naar gestreefd heeft de werklooze arbeiders, zoo veel als practisch mogelijk is, middels de werkverschaffingen te werk te doen stellen. Vanzelfsprekend zal Uw College daarbij hebben moeten uitzien naar werkgelegenheid buiten de Gemeente en ook naar zulke, waarbij het den arbeiders niet mogelijk is, des avonds in hun gezinnen terug te keeren. Dat dit voor de betrokkenen niet prettig is, spreekt vanzelf, doch ik kan mij voorstellen, dat het niet mogelijk is al onze werklooze ar beiders te werk te stellen in of in de omgeving van Breda. Maar toch, Mijnheer de Voorzitter, heb ik de laatste da gen moeten ervaren, dat het zenden van werklooze arbeiders naar werkobjecten buiten Breda niet met het noodige inzicht plaats vindt, zoodat dientengevolge begrijpelijkerwijs een geest van ontevredenheid gaat heerschen onder een groot deel dier tewerkgestelden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 488