30 NOVEMBER 1938. (y_~ 491 stige uitwerking zal hebben. Trainingstoeslag alleen is zeker niet voldoende. Mijnheer de Voorzitter. Ik zie zeer goed in, dat het vraagstuk moeilijk is, en dat ik het voorgaande onder Uw aandacht heb willen brengen houdt geenszins in, dat ik niet overigens zeer veel waardeering heb voor hetgeen het Col lege reeds voor den werklooze deed. De heer VAN DEN WIJNGAARD verklaart het verzoek te hebben gedaan, welke in het Centraal Rapport is opge nomen en in de Memorie van Antwoord door Burgemeester en Wethouders is beantwoord, n.l. zooveel arbeiders in de werkverschaffing op te nemen, als maar mogelijk is. Spr heeft wel de overtuiging gekregen, dat het College doet wat in zijn vermogen ligt. Een enkele vraag moge nog worden gesteld: Heeft het College reeds gedacht aan de mogelijk heden, welke het tot uitvoering brengen van het uitbrei dingsplan kan opleveren? Mocht dit nog niet het geval zijn, dan zou Spr. gaarne zien, dat ook op ditf terrein nauwkeurig werd nagegaan, of er werken voor werkverschaffing in aan merking komen. Wat betreft de uitzending naar Centrale Werkverschaf fingen, daarover wil Spr. ook gaarne iets opmerken. Ten eerste, dat het goed zal zijn, erop te letten, wie men voor uitzending aanwijst. Meestal is het in die werkkampen zeer zwaar werk, waartegen velen niet opgewassen zijn. Dat is voor die menschen geen schande, men kan van een meubel maker, een schilder, een typograaf enz. niet verwachten, dat zij zwaar grondwerk kunnen verrichten. Dwingt men ze, het toch te doen, dan kan daarvan het gevolg zijn, dat deze menschen voor korteren of langeren tijd voor de uitoefening van hun eigenlijke beroep ongeschikt worden. En dat kan toch nooit het doel der werkverschaffing zijn. Door hen de kans te benemen, weer in eigen bedrijf te werk te worden gesteld, doet men de menschen meer kwaad dan goed. Het is geenszins de bedoeling van Spr. de genoemde arbeiders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 491