\i
496
30 NOVEMBER 1938.
V x-
dezelfde periode zouden hebben bedragen resp 4,95,
5,05, 6,88, 5,70 en 4,95. De zesde man ontving
4,07 terwijl zijn steun 6,53 zou zijn geweest. Hieruit
blijkt wel duidelijk, dat deze menschen niet in staat zijn,
met dit zeer zware grondwerk een behoorlijk loon te beha
len. Als voorbeeld haalt Spr. ook nog aan, het loon van een
andere ploeg van zes man, die in het geheel verdiend had
48,92, wat neerkomt op een uurloon van nog geen 15
centen.
Spr. acht het niet noodig hier verder op in te gaan. Een
en ander is bij het College van Burgemeester en Wethouders
voldoende bekend. Men zal moeten trachten in den kortst
mogelijken tijd een zoodanige regeling te verkrijgen, dat de
menschen niet meer kunnen zeggen: „Was ik maar in de
steun blijven loopen". Slechts wil Spr. het College uitdruk
kelijk verzoeken ervoor te zorgen, dat de menschen, die
een zóó gering loon in de werkverschaffing hebben verdiend,
als juist is opgesomd, deze week op een of andere wijze
worden geholpen, omdat het zonder meer duidelijk is, dat
zij van 3,32 niet zullen kunnen leven.
Spr. wenscht te besluiten met een woord van dank aan
den Voorzitter, die hem de gelegenheid gaf, deze belangrijke
zaken min of meer uitvoerig op rustige wijze te kunnen
bespreken.
De heer MEIJVIS verklaart te onderschrijven, hetgeen de
heer Van Houten zooeven over de werkverschaffin
gen heeft gezegd. Het is voldoende gebleken, dat voorover
leg en contact tijdens het werk hoognoodig zijn. Het moet
voor de arbeiders buitengewoon onaangenaam zijn, te on
dervinden, dat van hetgeen hun te voren in uitzicht was
gesteld op de Centrale Werkverschaffingen, weinig of niets
aanwezig bleek. Een ander bezwaar van Spr. is gelegen in
de regeling ten aanzien van de broodvoeding. In sommige
plaatsen wordt voor de broodvoeding een bedrag van 1,50
gegeven, terwijl de arbeiders zelf moeten zorgen, daarmede
rond te komen. In Overijsel echter wordt voor de volledige