30 NOVEMBER 1938. O' 505 De Wethouder heeft gezegd, dat de tarieven en loonen worden vastgesteld door menschen, die met het werk goed op de hoogte zijn. Spr. wil dit gaarne aannemen, doch ge looft, dat dit echter niet het geval is ten aanzien van de stadsarbeiders. De resultaten toonen duidelijk aan, dat de niet-grondwerkers geen behoorlijk loon kunnen behalen. Vooral te Sprang-Capelle is dat het geval. Nogmaals wil Spr. naar voren brengen ervan overtuigd te zijn, dat het College van Burgemeester en Wethouders steeds alle moeite heeft gedaan en nog zal willen doen om te ko men tot een betere belooning van de in werkverschaffing uitgezondenen. Ten slotte vraagt Spr. nogmaals met nadruk, iets te doen voor de menschen, die in de afgeloopen week een zoo laag loon hebben ontvangen. De heer VAN DEN WIJNGAARD kan de klachten van den heer Van Houten onderschrijven, doch zal daarop niet nader ingaan. Deze klachten waren Spr. ook bekend, terwijl ook de Wethouder er volledig van op de hoogte was. Spr. is het niet eens met den Wethouder, waar deze zegt, dat men slechts een 75-tal menschen zou kunnen uitzenden naar de werkverschaffingen, als dit alle grondwerkers zou den moeten zijn. Er zijn te Breda veel werkloozen, die voor uitzending in aanmerking komen, zij het dan dat zij niet alle grondwerk kunnen verrichten. De gemeente kan b.v. onderscheid maken tusschen werken ter plaatse en werken elders. Zoo is er ook groot verschil tusschen het werk, dat moet worden verricht te Sprang-Capelle en dat in de bos- schen van het Staatsboschbeheer. Spr. vraagt het College erop toe te zien, dat er te voren een selectie onder de arbei ders wordt toegepast. Dan zal het ook niet kunnen voorko mmen, dat de werkloozen door het verrichten van te zwaar werk tijdelijk of blijvend voor hun eigen vak ongeschikt worden. Het kan toch onmogelijk de bedoeling van de werk verschaffing zijn, de menschen eenige weken aan het werk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 505