3 MAART 1938. De heer BROOS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. In het Centraal Rapport van het afdeelingsonderzoek voor de begrooting 1938 werd door mij verzocht, de kos ten voor het waterverbruik, alsmede de watermeterhuur, in plaats van per kwartaal,maandelijks te innen. In de Memorie van Antwoord op dat Centraal Rapport deelden B. en W. mede, dat dit verzoek door hen ernstig zou wor den overwogen, hoewel het zeer goed mogelijk kon zijn, dat de administratieve wijzigingen, die daarvoor noodig waren, te veel kosten zouden medebrengen. Deze laatste zinsnede, Mijnheer de Voorzitter, heeft mij aanleiding gegeven, bij de mondelinge behandeling van de begrooting dit verzoen nog nader toe te lichten, omdat ik vreesde, dat dit argument van B. en W. weieens aan leiding zou kunnen zijn, dat de inwilliging van het ver zoek lang op zich zou laten wachten, te meer omdat ik toen nog niet de overtuiging had, dat een maatregel, die al jaren zoowel in de gemeente Ginneken als bij de Noord- West-Brabantsche Waterleiding-Maatschappij zonder be zwaar wordt toegepast, hier op dien grond zou moeten worden afgewezen. Doch nu, Mijnheer de Voorzitter, wensch ik gaarne te constateeren, dat mijn vrees destijds ongegrond was, dat, gezien den inhoud van bijlage no. 26, aan deze wijziging meer vastzat dan ik aanvankelijk meende. Ik spreek dan ook gaarne in deze een woord van dank uit aan het adres van B. en W. voor hun ernstig streven om, in overleg met de bedrijfsleiding, hierin tot een billijke oplossing te ko men. Daar deze wijziging een hoogere uitgave vordert van twee dagen per maand extra werk plus het loon van een meteropnemer-geldophaler, begrijp ik, dat B. en W., voor al met het oog op het groote begrootingstekort, de kosten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 79