3 MAART 1938. 81
steun vinden in de wet. Het is niet duidelijk, waar deze
afwijking op steunt; in het voorstel wordt het niet ver
meld. Het eenige zou echter kunnen zijn, dat men zich
hiervoor beroept op het bepaalde in artikel 9, doch „bij
zondere omstandigheden", waarvan dit artikel spreekt,
zijn z.i. hier niet aanwezig. Al is het nu weliswaar niet
noodig, dat die „bijzondere omstandigheden" slechts in
één plaats voorkomen, het gaat toch niet aan, al te veel
daaronder te brengen. Als bijzondere omstandigheden
kunnen volgens den Minister gelden: het houden van een
jaarmarkt, het badseizoen. Godsdienstige geaardheid der
bevolking kan alleen als bijzondere omstandigheid gelden,
als er een groot aantal Joden in de gemeente woont. Wan
neer men met „bijzondere omstandigheden" zou bedoelen
de Christelijke gezindheid der bevolking, kan zulks naar
de meening van den Minister niet gelden in een land als
het onze. Als dit niet kan gelden, dan gelooft Spr, niet,
dat het voorkomen van patates-frites-winkels in een ge
meente als bijzondere omstandigheid kan worden aange
merkt; deze winkels komen elders ook voor. Spr. is dan
ook van meening, dat het tot de taak van den Rijkswet
gever behoort, wanneer te dien opzichte maatregelen moe
ten worden genomen.
Naast deze bezwaren van wettelijken aard is er voor
Spr. nog een ander bezwaar en wel uit een oogpunt van
Zondagsrust. Als men aan de openstelling van winkels
op Zondag een zoo groote uitbreiding geeft als hier wordt
voorgesteld, dan blijft er van de Zondagsrust niet veel
meer over. Immers volgens de wet mag een zekere cate
gorie van winkels hoogstens 6 uren op Zondag open zijn,
terwijl hier wordt voorgesteld, den patates-frites-winkels
toe te staan des Zondags gedurende 9 uren geopend te
zijn. Spr. meent, dat hierdoor èn uit een sociaal èn uit een
religieus standpunt bezien een verkeerde stap zou worden
gedaan. Spr. kan zich indenken, dat men de patates-frites-