6 MAART 1940. 101 De VOORZITTER: Laten dezulken de benoeming tot lid van een stembureau dan niet aannemen. Men zit daar om de gemeenschap te dienen. De heer HEER kan de zienswijze van den Voorzitter niet deelen. Zij zou er toe leiden, dat in de practijk geen enkel arbeider deel zou kunnen uitmaken van een stem bureau. De VOORZITTER wijst er den heer Heer op, dat men het niet geheel zonder eenige vergoeding behoeft te doen; f4.— per dag voor ververschingen is toch eenige tegemoetkoming. De heer BRANT}ES stelt voor, den post voor presentie geld voor voorzitters en leden van stembureaux op de begrooting 1940 te schrappen. Deze post is dit jaar hoogst waarschijnlijk toch niet noodig, daar er geen verkiezingen in het vooruitzicht zijn. De Raad behoeft zich dan nu nog niet over het bedrag der vergoeding uit te spreken. De VOORZITTER verklaart, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel overnemen. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop, overeenkomstig het nader voorstel van Burge meester en Wethouders besloten, den post, op de begrooting der Gemeente voor het dienstjaar 1940 voor presentiegelden voor voorzitters en leden van stembureaux uitgetrokken, te schrappen. 37. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijziging van de verordening, regelende de bezoldiging van ambtenaren (Bijlagen 1940, no. 19). Zonder eenige bedenking wordt dienovereen komstig besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 101