6 MAART 1940. 107 De heer MEIJVIS dringt er op aan, dat, zoolang het beenderenhuis op zijn tegenwoordige plaats gevestigd blijft, al hetgeen daar verricht wordt op zoo hygiënisch mogelijke wijze geschiedt. 2. De heer PLEIJTE vraagt, in verband met de aanschaffing van een nieuw motorrijwiel voor de politie of het niet gewenscht is, de garage voor de politie-motor- rijwielen uit te breken, zoodat zij ruimer wordt. De VOORZITTER antwoordt, dat te bevoegder plaatse daarop de aandacht zal worden gevestigd. 3. De heer MEIJVIS vestigt de aandacht op de ver ontreiniging van de sloot aan de Vierwindenstraat bij het Sportfondsenbad. De VOORZITTER zal de zaak laten onderzoeken. 4. De heer BEUKERS vraagt, of het niet mogelijk is, de raadsleden eerder in kennis te stellen met den datum der raadsvergadering. Spr. heeft nu de desbetreffende stukken eerst vier dagen te voren ontvangen. De VOORZITTER antwoordt, dat de agenda den raadsleden altijd een week vóór de vergadering wordt toe gezonden. Spr. begrijpt dan ook niet, hoe de heer Beukers haar eerst vier dagen te voren ontvangen kan hebben. De zaak zal worden nagegaan. 5. De heer VAN OOSTERHOUT vraagt, of het trottoir bij het hoekpand Veemarkt Boschstraat niet iets kan worden afgerond. Het is nu te breed met het oog op het verkeer. De VOORZITTER zegt, dat er eerst uitzicht op bestond, dat bedoeld hoekpand zou worden verbouwd. Tengevolge

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 107