10 APRIL 1940.
Ill
bebouwing aan te wijzen, o. a. lagere grondprijzen en minder
strenge bouwverordeningen.
Dat er voor Breda overigens weinig gelegenheid was
zich uit te breiden wordt gemakkelijk aangetoond door de
cijfers van den groei der gemeenten: Breda nam toe met
l7"/o, Ginneken echter met 45°/o en Teteringen met 42°/0.
De noodzakelijkheid van grenswijziging is voorts aan te
toonen door het naast elkander leggen van de twee uit
breidingsplannen, welke Breda heeft doen vervaardigen.
Het eerste plan was het resultaat van samenwerking met
de randgemeenten en vertoont daarvan dan ook de fouten.
Het is feitelijk niet anders dan een viertal uitbreidings
plannen, welke op de aanrakingsvlakken aan elkaar zijn
gepast. Het mist eenheid, doordat ieder der vier gemeenten
aan zijn eigen eischen vasthield en slechts met zijn eigen
belangen rekende.
Het tweede plan, dat Burgemeester en Wethouders deden
samenstellen, ziet er echter heel anders uithet geeft een
stad te zien met normalen groei. Er zit systeem in, doordat
voor iedere soort bebouwing een geëigende plaats kon
worden aangewezen. Echter, dit plan kan slechts na grens
wijziging door Breda worden uitgevoerd. Met samenwerking
is hier niets te bereiken. Zonder grenswijziging kan zelfs
Breda er niet over denken zijn deel in dit plan te ver
wezenlijken. Aan de hand van een tweetal kaarten licht
Spr. een en ander uitvoerig toe.
Het Rijk is bezig groote verkeerswegen aan te leggen,
o.a. den weg van Moerdijk naar het zuiden en in de richting
van Oost-Brabant. Het is voor Breda van het grootste
belang, dat de stad niet volkomen buiten deze routen komt
te liggen.
Daarom moet er gezorgd worden voor verbindingswegen
met deze hoofd verkeersaderen. De verbindingsweg naar
Beek is daar een voorbeeld van. Evenals de weg, die
dwars door Breda geprojecteerd wordt, doch dood loopt
tegen het Mastbosch. Ook om te kunnen beletten, dat