116 10 APRIL 1940. Dat wij nog niet zulke bijzonder gekke dingen verlangen, blijkt toch wel uit het schrijven van Gedeputeerde Staten, waar zij schrijven: „Van de zijde van Breda is begrijpelijk aandrang uitgeoefend om te komen tot een nieuwe uitzetting van Breda's grenzen, zóó dat binnen die grenzen admini stratief wordt vereenigd, wat stedebouwkundig, economisch, sociaal en cultureel reeds een geheel i s die aandrang is niet alleen begrijpelijk, maar ook gerechtvaardigd en Uw College laat aansluitend bij die verklaring van Gedeputeerde Staten op pagina 2 van haar prae-advies zeer duidelijk naar voren komen, welke onbillijkheden en welke onbegrijpelijkheden er momenteel ten opzichte onzer Ge meente heerschcn; wanneer buiten onze Gemeente wonende burgers maar in alle opzichten proflteeren van de voordeelen, die zij binnen onze Gemeente genieten. En naar gelang de groei der aangrenzende buitengemeenten in sterker percentage toenam als die van onze Gemeente, nam dit euvel steeds sterkere afmetingen aan. Natuurlijk hebben en hadden de randgemeenten veel ruimere vestigingsmogelijkheden, waardoor hun groei te verklaren is, maar daardoor werd het dwangbuis voor Breda steeds dikker en zwaarder. Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, de gemeente Ginneken heeft nog wel bouwgrond tot het jaar 2000 niet de gemeente Breda, zooals de Ginnekensche wethouder Van Mierlo beweerde bij de behandeling van hun begrooting 1940. Laat genoemde heer Wethouder dien bouwgrond ons eens hier komen aanwijzen. Indien ik wist, dat hij en ik in 2000 nog zouden leven, zou ik er een weddenschap met hem op wagenmaar ik vrees, dat wij er in dat jaar samen niet meer over zullen spreken. Genoemde Wethouder accentueert in zijn begrootingsrede, dat ons eenig motief tot „grenswijziging" de financiën zijn. Kijk, Mijnheer de Voorzitter, welke financieele voordeelen ziet die heer Wethouder voor Breda als gevolg van de grenswijziging? Hij heeft ze niet genoemd! Mogelijk dat zijn naamgenoot, die onze „Finanzministeris, het voordeelig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 116