16 JANUARI 1940.
11
aanzienlijk gedaald, doch hoofdzakelijk tengevolge van het
onder de wapenen roepen van een groot aantal mannen.
Wel hebben de tegenwoordige omstandigheden aan enkele
bedrijven eene opleving gebracht, maar hiertegenover staat
eene langzame inzinking van de andere bestaansmiddelen.
Het laat zich aanzien, dat, indien de oorlog om ons heen
lang duurt, onze uitvoer nog meer dan thans hinder zal
ondervinden van maatregelen, door de oorlogvoerenden
genomen. De achteruitgang, die vooral handel en industrie
daardoor zullen ondergaan, zal slechts zeer gedeeltelijk
kunnen worden opgevangen door de grootere vraag naar
inlandsche producten en de bedrijvigheid ten behoeve van
de weermacht.
Einde 1939 waren er bij de Arbeidsbeurs 1770 inge
schrevenen van 18 jaar en ouder, waarvan 114 wegens
vorst, tegenover 2607 einde 1938. De feitelijke afname is
dus ruim 30°/o. Door het orgaan der Arbeidsbemiddeling
werden in 1939 tewerkgesteld 1724 mannen en vrouwen,
tegenover 1461 in 1938.
Het aantal aanvragen van werkgevers om arbeidskrachten
bedroeg in 1939: 2534 mannen en vrouwen, tegenover
2042 in 1938. Voldaan werd in 1939 aan 1719 tegenover
in 1938 aan 1618 van die aanvragen. Het niet voldoen aan
500 aanvragen voor mannelijke werkkrachten vindt zijn
oorzaak in het groote tekort aan jongens en goede vak
lieden. Door herscholing wordt gestreefd naar het weder
voor hun vak volkomen geschikt maken van personen, die
door werkloosheid aan bekwaamheid hebben ingeboet.
De werkloosheid onder de vrouwen is gering.
Het gemiddeld aantal steuntrekkenden was over 1939
877, dat van de personen op werkverschaffing 348, totaal
1225; dit is 133 minder dan in 1938.
Het hoogst aantal steuntrekkenden, hieronder de in werk
verschaffing geplaatsten begrepen, in één week was in
1939: 1566 tegenover 1687 in 1938; het laagst aantal in
1939: 957 tegenover 1246 in 1938.