10 APRIL 1940.
121
zeggen, dat zijn fractie daartegen wenscht stelling te nemen
en zich geheel achter Burgemeester en Wethouders schaart.
De VOORZITTER dankt den heer Van Houten
en de S. D. A. P.-fractie voor den toegezegden steun.
De heer MABELIS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Het komt mij voor, dat er na kennisname van de be
weegredenen, die Gedeputeerde Sraten tot hun voorstel
van wet hebben geleid en het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders daarop, voor den Raad weinig aanleiding
is nog in den breede op deze nochtans voor Breda zoo
belangrijke aangelegenheid in te gaan.
Gedeputeerde Staten wijzen in hun beweegredenen zeer
juist den oorsprong van de moeilijkheden, waarmede Breda
in de afgeloopen jaren en ook thans nog te kampen heeft,
aan, n. 1. de te beperkt gehouden grenswijziging van 1927.
Een nadere aanduiding van de moeilijkheden en de
mogelijkheden tot oplossing daarvan bij het tot standkomen
van de voorgestelde grenswijziging worden in het prae-
advies op bldz 1 tot 8 op voortreffelijke wijze uiteengezet,
terwijl de beschouwing over de voorgestelde grenzen aan
toont, dat deze zoo kunnen worden aanvaard.
Het door een der betrokken gemeenten tegen Breda
aangevoerde, als zouden alléén of in hoofdzaak financieele
motieven drijfveer tot de gewenschte uitzettingzijner grenzen
zijn, wordt onder ten 8ste op bldz. 8 van het prae-advies
op fijnzinnige en juiste wijze tegen de bezwaarde gemeente
zelf gekeerd.
De noodzakelijkheid van den door Gedeputeerde Staten
als gerechtvaardigd aangeduiden aandrang van Breda om
te komen tot een nieuwe grenswijziging, waarbij admini
stratief wordt vereenigd, wat stedebouwkundig, economisch,
sociaal en cultureel reeds één geheel is, wordt in het prae-