122 10 APRIL 1940. advies voor ieder onbevooroordeelde op overtuigende wijze verklaard en aannemelijk gemaakt. Mijnheer de Voorzitter, wij zijn geen voorstanders van centralisatie, wanneer daarvoor niet deugdelijke gronden kunnen worden aangevoerd. Het woord, eens door Groen van Prinsterer gesproken: „Zelfstandigheid der deelen bij ondergeschikt heid aan het geheel, is de conditio sine qua non van een welgeorganiseerden staat" heeft bij ons niets van zijn beteekenis ingeboet Maar juist omdat het er hier om gaat administratief te vereenigen, wat reeds in de zoo juist genoemde opzichten tot één deel van het geheel is saamgegroeid, maakt mede werking aan de verwerkelijking van dit voorstel ons tot een plicht. Hier toch zal de annexatie wel niet veel anders doen, dan wettelijk regelen, wat feitelijk reeds bestaat. Verre er van, dat hier geforceerd bijeen zou worden gevoegd van wat niet bij elkander hoort, zou een niet tot stand komen van dit voorstel van Wet zijn, een geforceerd uit elkaar houden, van wat reeds tot één geheel is gegroeid. Mijnheer de Voorzitter, het is duidelijk, dat wij gaarne ons geheel accoord verklaren met de door Gedeputeerde Staten ontworpen grensregeling en met de motieven daarvoor door dat College aangevoerd. Ik wil hieraan toevoegen een woord van dank aan het College en aan U, Mijnheer de Voorzitter in het bijzonder voor de krachtige wijze, waarop deze aangelegenheid door U is aangepakt, waardoor thans hopelijk binnen afzienbaren tijd, deze voor Breda èn voor de grensgemeenten zoo belangrijke kwestie haar beslag zal krijgen. De VOORZITTER dankt den heer Mabelis voor zijn steun aan het plan. De heer PLEIJTE heeft na de door anderen gehouden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 122